Smal zigzaggende straatjes in de huizen ontsluiten © Nanda Sluijsmans

Doelen en eisen klimaatadaptief bouwen

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de doelen en eisen voor de thema’s wateroverlast, droogte, hitte, bodemdaling, biodiversiteit en gevolgbeperking overstromingen. Deze zijn gebaseerd op de doelen- en (prestatie) eisen die zijn ontwikkeld vanuit Provincie Zuid-Holland, Metropool Regio Amsterdam, Provincie Utrecht.

Elk thema kent een bovenliggend doel. De doelen zijn concreet gemaakt in prestatie-eisen. Daarbij is een passend detailniveau gekozen waarbij de eis ruimte laat voor creatieve oplossingen en toch meetbaar blijft. Dit sluit aan bij klimaatadaptief bouwen als ontwerpprincipe. De onderstaande figuur geeft aan welke detailniveaus er mogelijk zijn bij het stapsgewijs verdiepen van doelen naar eisen.

Doel:
effect op lange termijn
Vrijheid / ruimte voor maatwerk
 
Meetbaarheid
Systeemeis:
prestatie of functioneren
Maatregeleis:
ontwerp

Figuur 4: Abstractieniveau doelen en eisen.

De doelen zijn gericht op het effect op de lange termijn en de eisen zijn ingestoken als systeem eisen. die het functioneren of de prestatie van het gebied, gebouw of systeem beschrijven. Zo is er ruimte voor maatwerk en zijn prestaties meetbaar (via berekeningen). Daarnaast kunnen partijen een alternatieve invulling van een eis voorleggen als daarmee de doelstelling in (minimaal) gelijke mate gehaald wordt. Verdere uitwerking van het inventariseren en selecteren, het vastleggen in eisen en het beoordelen van eisen wordt stapsgewijs toegelicht in de bijgevoegde Verdieping doelen en eisen per klimaatthema.

In elk planproces zijn de doelen leidend. In het ontwikkel- en ontwerpproces van een specifieke locatie bepalen de betrokken partijen welke eisen van toepassing zijn om de doelen te bereiken. Op hoger gelegen zandgronden zijn de eisen voor bodemdaling bijvoorbeeld niet van toepassing. Daarnaast moeten de partijen de eisen afstellen en afwegen op de specifieke condities van het ontwikkelgebied. In uitbreidingslocaties in poldergebieden zal de waterberging vooral plaatsvinden in oppervlaktewater. In inbreidingslocaties is de ruimte beperkter en zijn meer gebouwgebonden maatregelen nodig. Daarnaast kan een ontwerpafweging plaatsvinden met andere opgaven die ook om ruimte vragen, zoals de energietransitie of mobiliteit.

4.2 Praktijktabel doelen en eisen

De volgende tabel geeft een overzicht van doelen en eisen die in de praktijk goed werken bij het klimaatadaptief ontwikkelen en bouwen. Deze doelen en eisen zijn geselecteerd uit de individueel vastgestelde eisen vanuit de samenwerkingsverbanden Klimaatadaptief Bouwen Zuid-Holland, de Metropoolregio Amsterdam en Klimaatadaptief Bouwen Utrecht. Bij de selectie van eisen is rekening gehouden met de ervaringen van het toepassen van eisen in eerdere trajecten en de algemene toepasbaarheid van de eisen.

Praktijktabel klimaatadaptief bouwen

Thema en doel Prestatie-eisen
Wateroverlast:
hevige neerslag leidt niet tot schade aan gebouwen, infrastructuur en voorzieningen. Vitale functies en voorzieningen blijven beschikbaar.
  1. In het plangebied treedt bij extreem hevige neerslag geen schade op (bij 70 mm in een uur) aan bebouwing, infrastructuur en aan vitale voorzieningen. Vitale voorzieningen blijven functioneren (bij 90 mm in een uur).
  2. Op privaat terrein wordt een groot deel van de neerslag (50 mm, met range tussen 40-70 mm) van een hevige bui (1/100 jaar, 70 mm in een uur) verwerkt (geïnfiltreerd, vastgehouden en/of geborgen) in voorzieningen op privaat terrein of in daarvoor bestemde extra voorzieningen in het plangebied. De voorzieningen voeren de eerste 24 uur daarna vertraagd af en zijn in maximaal 60 uur weer beschikbaar.
Droogte:
langdurige droogte leidt niet tot structurele schade aan bebouwing, funderingen, wegen, groen, water en vitale / kwetsbare functies.
  1. De (grond)waterpeilen in zowel het plangebied als de omgeving en de zoetwaterbeschikbaarheid in de bodem zijn sturend in de functiekeuze, systeemkeuze en inrichting van het plangebied.
  2. De inrichting van het plangebied is infiltratieneutraal bij uitbreidingslocaties en infiltratiepositief bij herontwikkeling (minimaal 50% van de jaarneerslagsom, afhankelijk van bodemtype).
  3. Bij het ontwerp en de inrichting wordt ingezet op drinkwaterbesparing, regenwaterbenutting en verbetering van de waterkwaliteit.
    Vitale en kwetsbare functies moeten bestand zijn tegen langdurige droogte.
Hitte:
tijdens hitte biedt de gebouwde omgeving een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
  1. Tenminste 40% schaduw in het plangebied op de hoogste zonnestand (21 juni) voor verblijfsplekken en gebieden waar langzaam verkeer zich verplaatst en minimaal 30% schaduw op buurtniveau.
  2. Koele, schaduwrijke verblijfsplekken zijn op loopafstand (300 meter) aanwezig en openbaar toegankelijk.
  3. 40% van alle horizontale en verticale oppervlakten wordt warmtewerend of verkoelend ingericht.
  4. De koeling van gebouwen leidt niet tot opwarming van de (verblijfs)ruimte in de directe omgeving.
  5. Vitale en kwetsbare functies en groenvoorzieningen in de openbare ruimte moeten bestand zijn tegen de hitte.
Bodemdaling:
bodemdaling van gebouwd gebied blijft beheersbaar en betaalbaar.
  1. De natuurlijke draagkracht van de bodem is mede sturend in de functiekeuze, systeemkeuze en inrichting van het plangebied.
  2. Schade door bodemdaling blijft beheersbaar door gebiedsspecifieke keuze van díe restzettingseis waarvoor de maatregelenset over de ontwerplevensduur het meest kosteneffectief is. Parameters worden gemonitord over een periode van minimaal tien jaar. Betrokken partijen leggen verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden voorafgaand vast.
Biodiversiteit en natuur-inclusiviteit:
groenblauwe structuren en de gebiedseigen biodiversiteit worden versterkt.
  1. Ecologische oplossingen en oplossingen gebaseerd op natuurlijke processen hebben altijd de voorkeur boven ‘grijze’ oplossingen, ook bij gelijke maatschappelijke prestaties en kosten (Total Cost of Ownership benadering).
  2. Het horizontale en verticale oppervlak wordt in samenhang met de groenblauwe structuren in de bredere omgeving ingericht (met minimaal 30% groen op buurtniveau, boomkroonoppervlak telt mee).
  3. Het plangebied creëert een hoogwaardige habitat voor ten minste gebouwbewonende soorten.
Gevolgbeperking overstromingen:
de gebouwde omgeving is via gevolgbeperking voorbereid op overstromingen door dijkdoorbraken.
Een risico-afweging van de plaatselijke overstromingskans, evacuatietijd en optredende waterdiepte op maaiveld bepaalt of een of meerdere van de volgende eisen van toepassing zijn of dat het risico wordt geaccepteerd:

  1. Schade voorkomen (< 0,2 meter): bij overstromingen mag er geen schade optreden aan gebouwen en elektrische installaties in de openbare ruimte en blijven hoofdwegen begaanbaar.
  2. Schadebeperking (< 0,50 meter): er dienen maatregelen genomen te worden om schade te beperken in geval van een overstroming, mits deze doelmatig zijn.
  3. Beschermen vitale functies (< 2,0 meter): bij overstromingen zijn vitale functies beschermd en blijven functioneren, mits de maatregelen hiervoor doelmatig zijn gezien het regionaal of nationaal belang.